
ANATOMIE LES
Anatomie en fysiologie van de paardenmond
De sleutel tot het begrip hoe bitten in het algemeen inwerken op de paardenmond, ligt in het begrijpen van de anatomie van de tong, hoofd en nek en hoe de voorhand van het paard samenhangt met de beweging van het totale paardenlichaam.
De tong ligt gedeeltelijk tussen de onderkaakbeenderen (de lagen van de mond) en gedeeltelijk boven die beenderen in de mond. Een aantal tongspieren is verbonden met een kleine hoeveelheid botjes in de keel, die tongbeentjes heten (zie tekening B). Vanuit die tongbeentjes lopen twee belangrijke halsspieren: de één loopt naar het borstbeen en de andere loopt naar de binnenkant van de schouder. Er bestaat dus een directe verbinding van de tong naar het borstbeen en de schouder. Als er derhalve spanning bestaat in de tong, dan heb je ook spanning die helemaal doorloopt naar het borstbeen en de schouder via de halswervel waar je juist wilt dat daar kan worden nagegeven (zie tekening A). Heb je eenmaal spanning in het borstbeen, dan kan het paard onmogelijk zijn rug welven en de spierketting gebruiken die de hals met de staart verbindt en die via de buik van het paard weer terugloopt naar de hals.
Een paar zeer belangrijke details: er bestaan kleine spiertjes die de tongbeentjes verbinden met het kaakgewricht en met het gebied rond de nek, waar het hoofd aan de hals verbonden is. Het kaakgewricht is feitelijk een belangrijk centrum voor de zenuwen die zorgen voor balans en proprioceptie. Proprioceptie is een onderdeel van het centrale zenuwstelsel van het paard, waardoor het weet waar zijn voeten zich bevinden zonder ernaar te kijken en maakt derhalve ook deel uit van het coördinatiesysteem van het paard. Ook de zenuwen van de onbewuste registratie (proprioceptie) van de voorbenen van het paard liggen in het gebied van de tongbeentjes.
De nek is belangrijk omdat het kopstuk van het hoofdstel daarop druk kan uitoefenen en er een nauwe relatie bestaat tussen de spiertjes van de tweede halswervel, het tongbeen, het kaakgewricht, het hoofd en de nek.
Wanneer we al deze anatomie en fysiologie vertalen naar het paard, kunnen we stellen dat hij in staat is om vrijer te bewegen met een betere coördinatie door een vrije, ontspannen en zachte tong. De passen van een paard kunnen opvallend langer worden, zijn balans wordt beter en bovenal wordt het paard gemakkelijker te rijden.
Het enige nadeel van deze medaille is, dat de ruiter misschien moet leren een andere teugeltechniek te hanteren om geëigend op deze nieuwe mate van zachtheid te reageren.
Bron: Dr. Joyce Harman, DVM, MRCVS
Ontleend aan: “A whole bit better” door D.R. en B. Myler